Leerlingen die in Gynzy werken, krijgen adaptieve opgaven aangeboden. Dat wil zeggen: leerlingen kunnen op hun eigen niveau werken, zowel in de bundels als in de Werelden en methodes. Door het constant bijhouden van de beheersing van leerlingen, krijgen leerlingen binnen de leerdoelen opgaven aangeboden passend bij hun eigen niveau. Hierdoor blijft de leerling werken in de zone van naaste ontwikkeling.
📝 Opmerking. Wanneer leerlingen voor het eerst aan de slag gaan in Gynzy, is het van belang om het juiste startniveau in te stellen. Wordt er weinig in Gynzy gewerkt, dan dien je het startniveau elk jaar opnieuw in te stellen.
Niveau's binnen een leerdoel
Om te begrijpen hoe we de leerling passende uitdaging bieden, is het belangrijk om eerst meer te weten over de opbouw van leerdoelen in Gynzy. Eén rekendoel van Gynzy bevat minstens 100 verschillende opgaven van verschillende niveaus. Op basis van theorie en data worden binnen ieder leerdoel niveaus toegekend aan de opgaven. Daarbij rangschikken we de opgaven van 'eenvoudigst' naar 'uitdagendst'. Het niveau hangt bijvoorbeeld af van de moeilijkheidsgraad van de getallen en woorden, maar ook van de vraagstelling (meerkeuzevraag versus open vraag).
Wanneer een leerling start met het maken van opgaven in Gynzy, is de kans groot dat hij al enige kennis over het doel heeft. Een leerling leert namelijk ook tijdens de instructie, het maken van oefeningen op papier en andere leermomenten. Leerlingen beginnen bij rekenen dus niet met de makkelijkste opgaven, maar bij opgaven van een net iets hoger niveau. Mocht de leerling fouten maken, kan hij alsnog bij de makkelijkste opgaven terecht komen.
Beheersing van de leerling en niveau van de opgave
De adaptiviteit in Gynzy is erg specifiek. Door het constant bijhouden van de beheersing, krijgt de leerling na iedere opgave een nieuwe opgave aangeboden die passend is bij zijn eigen niveau. Zodra een leerling een opgave goed beantwoordt, wordt de volgende opgave iets moeilijker. Wanneer een leerling een opgave fout beantwoordt, wordt de volgende opgave iets makkelijker. Na elk antwoord van de leerling wordt dus bepaald welke opgave daarna het beste aansluit bij het niveau van de leerling. In de opgaven die volgen, wordt eenzelfde soort patroon aangehouden om het niveau van de opgaven zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij het niveau van de leerling.
Wanneer een leerling met een hoge beheersing een relatief makkelijke opgave fout beantwoordt, zal de beheersing sneller dalen dan wanneer een leerling met een lage beheersing dezelfde opgave fout beantwoordt. Naast de correctheid van het antwoord, wegen dus ook de moeilijkheid van de opgave en de beheersing van de leerling (en hierdoor de kans op een goed antwoord) mee.
📝 Opmerking. Enkel methodetoetsen en toetsbundels zijn niet adaptief. Iedere leerling krijgt hierbij dezelfde vragen, zodat toetsresultaten onderling vergeleken kunnen worden.
Het vakgebied rekenen bestaat uit veel kleine leerdoelen die op elkaar voortbouwen. Daarom hebben we in de zomer van 2023 de adaptiviteit bij dit vakgebied verbeterd, zodat leerlingen sneller kunnen laten zien dat ze een leerdoel beheersen. Wanneer een leerling net gestart is aan een nieuw leerdoel, kan zijn beheersing sneller stijgen of dalen dan bij een leerling die al een hogere beheersing op dit leerdoel heeft opgebouwd. Hoe dichter een leerling bij het eindpunt van een leerdoel komt, hoe moeilijker de opgaven worden en hoe kleiner de sprongen zijn die de beheersing van een leerling maakt.
Fouten maken hoort erbij
De adaptiviteit is zo ingesteld dat een leerling werkt in de zone van naaste ontwikkeling. Dat wil zeggen, dat een leerling genoeg succeservaringen op kan doen, maar tegelijkertijd ook wordt uitgedaagd. Leerlingen zullen dan ook af en toe fouten maken. Om voldoende uitdaging te bieden, kan het voorkomen dat een leerling na het goed beantwoorden van een aantal opgaven, een opgave tegenkomt die hij moeilijk vindt of nog niet begrijpt. De leerling heeft hier de gelegenheid zijn grenzen te verleggen. Wanneer alle opgaven goed gemaakt worden, geeft dit immers de indruk dat de opgaven te makkelijk waren. Er wordt voldoende uitdaging en succeservaringen geboden wanneer ongeveer 1 op de 4 opgaven fout gemaakt wordt.
Wanneer een leerling een opgave maakt, krijgt hij altijd directe feedback. Bij een goed beantwoorde opgave, kan de leerling na deze feedback meteen door naar de volgende opgave. Bij een fout antwoord krijgt de leerling dezelfde opgave nog een keer voor een tweede poging. Dit heeft twee redenen:
Vanwege het digitale werken kunnen leerlingen per ongeluk op een verkeerde knop drukken. Het zou zonde zijn als de score van een bepaald doel daarop gebaseerd wordt.
De leerling heeft door de tweede poging de mogelijkheid om te controleren wat hij fout heeft gedaan en kan zo van deze fout te leren.
Bij de meeste opgaven is er een hint beschikbaar waar de leerling gebruik van kan maken om tot het goede antwoord te komen. Maakt de leerling de opgave bij de tweede poging goed, gaat hij door naar de volgende opgave. Wanneer de leerling de opgave in de tweede poging ook fout maakt, krijgt hij de opgave aan het einde van de les nogmaals te zien. Deze derde poging is een herhaling waar de leerling van kan leren, maar deze telt niet meer mee in de beheersing. Als de derde poging vervolgens ook fout gaat, krijgt de leerling het juiste antwoord te zien.
❗️ Let op. Het is belangrijk dat leerlingen zelf tot hun antwoorden komen. Wanneer je als leerkracht (of ouder of medeleerling) wilt helpen, is het vooral nuttig om te helpen in de goede denkrichting of door opgaven achteraf na te bespreken. Bij het voorzeggen van goede antwoorden 'denkt' de software ten onrechte dat een leerling de opgave snapt en wordt een moeilijkere opgave aangeboden, waardoor de leerling uiteindelijk zal vastlopen.